verhaal
er was eens een jongen van 8 jaar oud
hij liep over straat en had het zo koud
hij was een zwerverskind zonder familie of kennisen
en niet eens vriendjes om mee te tennissen
hij had maar een jas met veel gaten en scheuren
maar over honger hoorde je hem nooit zeuren
hij bedelde niet omdat hij wist uit deze tijd
dat iedereen toch op zich zelf let en niemand wil iets kwijt
hij liep door de gure wind en de stille nacht
en hoopte op een bed warm en zacht
opeens ging er een deur open en een vrouwen-stem zei
kom maar arme jongen, kom maar bij mij
de jongen aarzelde maar liep toch naar de deur toe
want hij was door de lange tocht wel heel erg moe
hij gaf zijn jas aan de aardige vrouw
en zag dat ook zij rilde van de kou
er zaten gaten in de muren en barsten in de ramen
maar het bleek dat er meer zwervertjes kwamen
ze zaten daar gezellig om een groot vuur
en zongen liedjes en mooie psalmen
en ze aten van de versgevangen zalmen